Leraar van de koning

 

Johann Joachim Quantz werd geboren op 30 januari 1697 in het Duitse dorpje Oberscheden.  Over zijn leven is erg veel bekend omdat hij zelf een autobiografie schreef. Zijn leven kan worden onderverdeeld in drie hoofdperiodes: zijn jeugd, zijn leven in Dresden en zijn leven in Berlijn. Daarnaast maakte hij belangrijke reizen naar het buitenland om zijn muzikale opleiding te perfectioneren.

Zijn vader, die een smid was, stierf toen Quantz 10 jaar oud was.  Zijn nonkel (en voogd) Justus Quantz, die stadsmusicus was in Merseburg, bracht hem in contact met muziek, maar toen ook deze enkele maanden later stierf kwam Joachim terecht bij Adolf Fleischhack, de schoonzoon van Justus Quantz, die hem 5 jaar lang een uitvoerige muzikale opleiding bood.  Hij leerde veel instrumenten bespelen: voornamelijk viool, hobo en trompet, maar verder ook hoorn, blokfluit, fagot, cello, viola da gamba, cornetto en sackbut (baroktrombone). Maar nog niet de traverso (barok-dwarsfluit), misschien omdat het instrument niet erg populair was in die tijd. De blokfluit werd in die periode vaker gebruikt. Ook nam hij klavecimbel- en compositielessen bij Johann Friedrich Kiesewetter. Na het afronden van zijn leertijd woonde hij nog een paar jaar in Merseburg als muzikant.

Portet van Johann Joachim Quantz Wellicht gemaakt in Napels, 1725,  door de Italiaanse schilder Francesco Solimena

In 1716 ging Quantz naar Dresden.  In 1718 werd hij er hoboïst en violist in de “Polnische Kapelle”, een ensemble van twaalf spelers. in die periode begon de blokfluit stilaan aan populariteit te verliezen en Quantz zag al snel de grote mogelijkheden van de traverso. Omdat er meer ervaren hoboïsten in het orkest zaten, besloot Quantz de traverso als hoofdinstrument te kiezen. In 1719 volgde hij vier maanden les bij Pierre-Gabriel Buffardin, destijds de eerste fluitist aan het hof van Dresden, “om vertrouwd te raken met de ware kenmerken van dit instrument. We speelden uitsluitend snelle muziekstukken omdat dit de kracht van mijn meester was“.  Gaandeweg werd hij bekend als de beste fluitist van Europa. Hij maakte een reis door Italië, Frankrijk, Engeland en Nederland en kwam in contact met vele componisten en musici.  Omdat er nog niet zo veel muziek voor de traverso beschikbaar was in die tijd, begon Quantz zelf te componeren.

“Das Flötenkonzert Friedrich des Großen in Sanssouci” (1852) door Adolph Menzel.  Helemaal rechts in beeld zien we Johann Joachim Quantz aandachtig luisteren naar het fluitspel van zijn leerling.

Al in 1728 werd Quantz de fluitleraar van Frederik, de kroonprins van Pruisen.  In de 13 daaropvolgende jaren ging Quantz twee maal per jaar op bezoek bij de koning om de kroonprins fluitles te geven.  En toen in 1740 de kroonprins de troon mocht bestijgen, werd Johann Joachim Quantz de  fluitleraar, fluitenmaker en componist van Koning Frederik II van Pruisen (Frederik de Grote).  Veel van Quantz’ ongeveer driehonderd concerten en meer dan tweehonderd andere werken voor fluit werden gecomponeerd voor zijn koninklijke leerling. Zijn rijk gevarieerde muziek combineert levendig barok contrapunt met elegante, expressieve melodieën. De concerten zijn gebaseerd op het driedelige schema van het Italiaanse concerto, dat beroemd werd door Antonio Vivaldi en die voor Quantz een groot voorbeeld was.

In 1739 begon Johann Joachim Quantz ook zelf fluiten te bouwen, zoals we kunnen lezen in zijn autobiografie. In zijn ogen was er een gebrek aan goede fluiten. Hij bouwde niet minder dan 18 instrumenten voor de koning.  Quantz werd ook een vernieuwer op het gebied van fluitontwerp, waarbij hij onder andere een tweede klep op het instrument aanbracht.

Traverso gemaakt door Johann Joachim Quantz, Potsdam, tussen 1740 and 1760 – let op de twee kleppen onderaan het instrument.

Ontzettend belangrijk is ook het boek dat hij schreef: “Versuch einer Anweisung die Flöte traversiere zu spielen” (1752).  Dit boek is een van de grondigste werken over de uitvoeringspraktijk uit die tijd en werd twee jaar later ook in het Nederlands uitgegeven: “Grondig onderwijs van den aardt en de regte behandeling der dwarsfluit”, Amsterdam, 1754. 

Quantz stierf in Potsdam op 12 juli 1773 “in zijn zevenenzeventigste jaar van een beroerte … Zijn uitstekende compositietalent, zijn gelukkige pogingen om de fluit te perfectioneren, zijn ontroerende manier van spelen die hij tot het einde van zijn leven volhield, maken hem onsterfelijk voor al het nageslacht … ” (Berlinische privilegierte Zeitung, nr. 85, zaterdag 17 juli 1773).

Voor het luisterframent koos ik niet voor een van zijn vele concerti, die kan je zelf vanzelf makkelijk terugvinden op Youtube, maar voor een werkje waar enkele van mijn leerlingen reeds mee kennisgemaakt hebben: Een sonate voor 3 fluiten dat gecatalogeerd staat onder nummer QV 3: 3.2 en vermoedelijk geschreven werd op een verblijf in Parijs tussen augustus 1726 en maart 1727 – nog voor hij leraar werd van kroonprins Frederik.

Hier kan je een reactie geven:

Deze site gebruikt Akismet om spam te verminderen. Bekijk hoe je reactie-gegevens worden verwerkt.

You cannot copy content of this page