In het fragmentje van vandaag maken we kennis met het kleinste lid van onze fluitenfamillie: de “Flauto Piccolo” of kortweg de “Piccolo”. Het woord “piccolo” is Italiaans voor “klein”, maar in Italië wordt de piccolo meestal “ottavino” (“octaafje”) genoemd. De piccolo klinkt immers een octaaf hoger dan de dwarsfluit, maar de muziek wordt wel op dezelfde toonhoogte genoteerd.
Het instrumentje heeft in de “lage” noten een zachte houtige klank, maar het kan met hoge en doordringende tonen gemakkelijk boven het hele orkest uitklinken. Omdat de klank zo ver draagt heeft de piccolo ook vaste plaats in de militaire muziek verworven.
Partijen voor kleine, octaverende dwarsfluiten doken al op in Franse Barokopera’s, onder meer bij Jean-Philippe Rameau. Pas in de loop van de achttiende eeuw werd de piccolo regelmatig gebruikt, zeker toen romantische componisten het symfonische palet met nieuwe klankkleuren uitbreidden. Vaak verdubbelt de piccolo dan een viool- of fluitpartij waardoor die een extra ‘glanslaag’ krijgt. In orkesten wordt de piccolo bespeeld door de tweede (of derde) fluitist maar vaak hebben orkesten een speciale solo-piccolist.
Zo is onze Belgische piccolo-specialist Peter Verhoyen, die we in dit fragment aan het werk gaan horen, solist piccolo bij het Antwerp Symphony Orchestra.
Het muziekstuk “Elephant und Mücke” (Olifant en mug) werd in 1893 geschreven door Henri Kling (1842 – 1918) voor piccolo, tuba en orkest. (Het orkest is in deze versie vervangen door de piano.) Welk instrument de olifant en welk instrument de mug verklankt is niet zo heel moeilijk te raden… Veel plezier met de avonturen van de olifant en de mug